Onderzoek & Publicaties

Onderzoek

De Repair studie is een Nederlands-Belgische multicenter studie onder leiding van Claudi Bockting, Guy Bosmans en Nadia van der Spek. Met de REPAIR studie wordt onderzoek gedaan naar de (kosten)effectiviteit van Attachment Based Family Therapy (ABFT) voor ernstig suïcidale jongvolwassenen. De REPAIR studie wordt geleid vanuit het Amsterdam UMC  in samenwerking met KU Leuven  en wordt uitgevoerd in 13 instellingen in Nederland en België. Jeugd GGZ en Dimence gaan op twee locaties van Dimence (Zutphen en Twello) meedoen aan de dataverzameling. Dimence zorgt voor de inclusie en Jeugd ggz voegt systeemtherapie (ABFT) toe aan lopende behandeling vanuit Dimence.

Suïcidaliteit onder jongvolwassenen is een groot probleem. Zelfdoding is de belangrijkste doodsoorzaak onder jongvolwassenen wereldwijd. België en Nederland staan hoog in de lijst met landen waar dit probleem relatief gezien het grootst is. De impact die suïcidepogingen en zelfdoding heeft op jongvolwassenen en hun omgeving is enorm. Daarnaast brengt het ook hoge (economische) kosten  met zich mee. Ondanks de impact en het feit dat zelfdoding de belangrijkste doodsoorzaak is, is er nog weinig onderzoek naar gedaan naar de behandeling van suïcidaliteit onder jongvolwassenen. Wel is gebleken dat de huidige standaarden in het van behandelen deze jongvolwassenen middels cognitieve therapie, gedragstherapie en medicatie onvoldoende werkt. Er is ook steeds meer bewijs voor het belang van het betrekken van de omgeving en aandacht voor de (onvervulde) behoefte van (veilige) hechting en erbij horen. De WHO heeft daarom het advies uitgebracht dat de naasten meegenomen moeten worden in de behandeling van suïcidaliteit onder jongvolwassenen. Echter, zowel in België als in Nederland is er weinig bekend over de effectiviteit van gezinsgerichte behandelingen. Het programma Attachment Based Family Therapy, of ABFT en blijkt in Amerika goede resultaten te geven bij suïcidaliteit. Ook in België en Nederland, wordt deze therapie al in verschillende geestelijke gezondheidszorg voorzieningen toegepast. Er is echter nog niet onderzocht, hoe goed deze behandeling werkt specifiek bij jongvolwassenen, vergeleken met behandelingen die we al hebben en of deze behandeling meer waarde voor hetzelfde geld oplevert. In deze studie willen we, in navolging va het advies van de WHO, onderzoeken of ABFT in de praktijk beter werkt dan de bestaande behandelingen en of deze behandeling meer waarde oplevert voor hetzelfde geld, dus kosteneffectiever is.

De deelnemers zijn 138 jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar, die veel last hebben van suïcidale gedachten en die hulp krijgen in één van deze instellingen. We onderzoeken de verwachting dat, net als in Amerika, in vergelijking met de bestaande behandelingen, ABFT een groter effect zal hebben op het hebben van suïcidale gedachten en suïcidepogingen en dat dit effect stabiel zal zijn over tijd. Ook verwachten we dat ABFT meer kosteneffectief zal zijn.  De resultaten van dit onderzoek kunnen helpen de huidige klinische richtlijnen aan te scherpen en beleidsmakers te voorzien van gedegen informatie over wat werkt en wat niet en welke kosten ermee gemoeid zijn. Om zo bij te dragen aan het doel van dit project, namelijk om te onderzoeken of ABFT inderdaad de zorg voor jongvolwassenen met hoog risico op zelfdoding en hun naasten te verbetert.


De Repair studie is een Nederlands-Belgische multicenter studie onder leiding van Claudi Bockting, Guy Bosmans en Nadia van der Spek. Met de REPAIR studie wordt onderzoek gedaan naar de (kosten)effectiviteit van Attachment Based Family Therapy (ABFT) voor ernstig suïcidale jongvolwassenen. De REPAIR studie wordt geleid vanuit het Amsterdam UMC  in samenwerking met KU Leuven  en wordt uitgevoerd in 13 instellingen in Nederland en België. Jeugd GGZ en Dimence gaan op twee locaties van Dimence (Zutphen en Twello) meedoen aan de dataverzameling. Dimence zorgt voor de inclusie en Jeugd ggz voegt systeemtherapie (ABFT) toe aan lopende behandeling vanuit Dimence.

Suïcidaliteit onder jongvolwassenen is een groot probleem. Zelfdoding is de belangrijkste doodsoorzaak onder jongvolwassenen wereldwijd. België en Nederland staan hoog in de lijst met landen waar dit probleem relatief gezien het grootst is. De impact die suïcidepogingen en zelfdoding heeft op jongvolwassenen en hun omgeving is enorm. Daarnaast brengt het ook hoge (economische) kosten  met zich mee. Ondanks de impact en het feit dat zelfdoding de belangrijkste doodsoorzaak is, is er nog weinig onderzoek naar gedaan naar de behandeling van suïcidaliteit onder jongvolwassenen. Wel is gebleken dat de huidige standaarden in het van behandelen deze jongvolwassenen middels cognitieve therapie, gedragstherapie en medicatie onvoldoende werkt. Er is ook steeds meer bewijs voor het belang van het betrekken van de omgeving en aandacht voor de (onvervulde) behoefte van (veilige) hechting en erbij horen. De WHO heeft daarom het advies uitgebracht dat de naasten meegenomen moeten worden in de behandeling van suïcidaliteit onder jongvolwassenen. Echter, zowel in België als in Nederland is er weinig bekend over de effectiviteit van gezinsgerichte behandelingen. Het programma Attachment Based Family Therapy, of ABFT en blijkt in Amerika goede resultaten te geven bij suïcidaliteit. Ook in België en Nederland, wordt deze therapie al in verschillende geestelijke gezondheidszorg voorzieningen toegepast. Er is echter nog niet onderzocht, hoe goed deze behandeling werkt specifiek bij jongvolwassenen, vergeleken met behandelingen die we al hebben en of deze behandeling meer waarde voor hetzelfde geld oplevert. In deze studie willen we, in navolging va het advies van de WHO, onderzoeken of ABFT in de praktijk beter werkt dan de bestaande behandelingen en of deze behandeling meer waarde oplevert voor hetzelfde geld, dus kosteneffectiever is.

De deelnemers zijn 138 jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar, die veel last hebben van suïcidale gedachten en die hulp krijgen in één van deze instellingen. We onderzoeken de verwachting dat, net als in Amerika, in vergelijking met de bestaande behandelingen, ABFT een groter effect zal hebben op het hebben van suïcidale gedachten en suïcidepogingen en dat dit effect stabiel zal zijn over tijd. Ook verwachten we dat ABFT meer kosteneffectief zal zijn.  De resultaten van dit onderzoek kunnen helpen de huidige klinische richtlijnen aan te scherpen en beleidsmakers te voorzien van gedegen informatie over wat werkt en wat niet en welke kosten ermee gemoeid zijn. Om zo bij te dragen aan het doel van dit project, namelijk om te onderzoeken of ABFT inderdaad de zorg voor jongvolwassenen met hoog risico op zelfdoding en hun naasten te verbetert.


Aanleiding:
Er is weinig bekend over zinbeleving door mensen met een autismespectrumstoornis (ASS), terwijl de vraag naar meer aandacht voor zinbeleving in de begeleiding van mensen met een ASS steeds luider klinkt. Zo komt zingeving als een van de thema’s naar voren in een in opdracht van ZonMW uitgevoerde inventarisatie naar onderzoeksbehoeften op het gebied van autisme. Ook de nieuwe GGZ-standaard Zingeving in de psychische hulpverlening geeft blijk van de behoefte om in de psychische hulpverlening meer ruimte voor zingeving te bieden om zo de psychische gezondheid en het welzijn van GGZ-patiënten, waaronder mensen met autisme, te verbeteren. Dit onderzoek richt zich op de wijze waarop mensen met een ASS zin beleven en op welke kenmerken van ASS daarbij een rol spelen.

Doel:
Het doel van dit onderzoek is om mensen met een ASS beter te kunnen begeleiden op het gebied van zingeving, door kennis te vergaren over ervaringen van resonantie en vervreemding en welke kenmerken van ASS daarbij een rol spelen.

Vraagstelling:
Hebben volwassenen met een ASS voor hun zinbeleving relevante ervaringen van resonantie en vervreemding en zo ja, welke kenmerken van ASS spelen een rol in die ervaringen?

Methode:
Het betreft een interpretatief en kwalitatief onderzoek, waarbij semi-gestructureerde diepte-interviews worden gehouden met volwassenen met een ASS. De interviews vinden plaats aan de hand van een vooraf vastgestelde topiclijst en de interviewer vraagt door op de antwoorden van de respondent. De door middel van de interviews verzamelde data worden en op thematische wijze geanalyseerd.


Aanleiding:
Er is weinig bekend over zinbeleving door mensen met een autismespectrumstoornis (ASS), terwijl de vraag naar meer aandacht voor zinbeleving in de begeleiding van mensen met een ASS steeds luider klinkt. Zo komt zingeving als een van de thema’s naar voren in een in opdracht van ZonMW uitgevoerde inventarisatie naar onderzoeksbehoeften op het gebied van autisme. Ook de nieuwe GGZ-standaard Zingeving in de psychische hulpverlening geeft blijk van de behoefte om in de psychische hulpverlening meer ruimte voor zingeving te bieden om zo de psychische gezondheid en het welzijn van GGZ-patiënten, waaronder mensen met autisme, te verbeteren. Dit onderzoek richt zich op de wijze waarop mensen met een ASS zin beleven en op welke kenmerken van ASS daarbij een rol spelen.

Doel:
Het doel van dit onderzoek is om mensen met een ASS beter te kunnen begeleiden op het gebied van zingeving, door kennis te vergaren over ervaringen van resonantie en vervreemding en welke kenmerken van ASS daarbij een rol spelen.

Vraagstelling:
Hebben volwassenen met een ASS voor hun zinbeleving relevante ervaringen van resonantie en vervreemding en zo ja, welke kenmerken van ASS spelen een rol in die ervaringen?

Methode:
Het betreft een interpretatief en kwalitatief onderzoek, waarbij semi-gestructureerde diepte-interviews worden gehouden met volwassenen met een ASS. De interviews vinden plaats aan de hand van een vooraf vastgestelde topiclijst en de interviewer vraagt door op de antwoorden van de respondent. De door middel van de interviews verzamelde data worden en op thematische wijze geanalyseerd.


Pagina's